Rider Waite Tarot

I - THE MAGICIAN

Het beeld van de illusionist/Magiër staat in directe relatie met de Dwaas. Zoals opgemerkt vervult Merlijn beide rollen (naast die van leermeester/wijze), en vele andere mythen leggen hetzelfde verband. Vroegere tarotspellen gaven voor deze kaart een afbeelding te zien die meer op een goochelaar dan op een magus leek, of zelfs een jongleur die gekleurde ballen staat op te werpen. Charles Williams beschreef hem als een jongleur die de sterren en planeten manipuleert.

De meeste moderne afbeeldingen gebruiken als voorbeeld Waites Magiër, die zijn magische staf opheft om de spirituele kracht, de levensenergie in haar meest creatieve vorm, op te roepen. Hij houdt de staf voorzichtig vast, bewust als hij is van de geestelijke kracht die de Dwaas zo lichtvaardig over de schouder droeg. Zo vertegenwoordigt de Magiër als begin van de eigenlijke Grote Arcana bewustzijn, handeling en schepping. Hij symboliseert het idee `manifestatie; dat wil zeggen, het realiseren van de mogelijkheden in het leven. Daarom ook zien we de vier emblemen van de Kleine Arcana voor hem op een tafel liggen. Hij gebruikt niet alleen de materiële wereld voor zijn magische handelingen (de emblemen zijn alle vier voorwerpen die door magiërs in hun rituelen worden gebruikt), maar creëert ook de wereld in de zin dat hij het leven betekenis en richting geeft.

De Magiër staat in een zee van bloemen, alsof hij ons eraan wil herinneren dat de emotionele en creatieve kracht die we in ons leven voelen met de materiële werkelijkheid dient te worden verbonden, willen we er enig profijt van trekken. Tenzij we iets met onze aangeboren talenten en krachten doen, bestaan ze niet echt.

`In het begin schiep God Hemel en Aarde'. De Bijbel begint op het moment dat de Geest in de stoffelijke werkelijkheid neerdaalt. Gebonden als we zijn aan de stoffelijke wereld, kunnen we niets zeggen over wat er aan dit moment voorafgaat. Wanneer de tarot in verband wordt gebracht met het Hebreeuwse alfabet, wordt de Dwaas veelal de letter alef toegekend (alef is klankloos; het is een stille drager van klinkers en symboliseert daarom het niets. Het is de eerste letter van de Tien Geboden). Dit betekent dat de tweede Hebreeuwse letter, beth, de eerste klankhebbende letter, op de Magiër van toepassing is. Beth is de eerste letter van Genesis.

Als we naar Waites afbeelding van de Magiër kijken, zien we dat hij geen bezweringen uitspreekt of demonen oproept. Hij staat met één hand naar de hemel geheven en wijst met de andere naar de groene aarde. Hij is als een bliksemstraal. Door zichzelf ontvankelijk te maken voor de Geest, vult hij zich hiermee en laat daarna via zijn omlaag gerichte hand, als een bliksemgeleider, deze energie in de aarde stromen. In de werkelijkheid.

We vinden tal van beschrijvingen van deze `afdaling van de Geest' in de Bijbel en andere religieuze werken. Maar ook in de tegenwoordige godsdienstige praktijk treedt dit element op de voorgrond. In de Pinkstergemeente spreken de mensen `in vele spraken', tijdens evangelistische bijeenkomsten wordt er gegild en geschreeuwd en over de vloer gerold. De priester die de communie viert, ziet zichzelf als een `vat' of kanaal voor de Heilige Geest. Deze ervaring kunnen we ook net zo goed meemaken buiten de wereld der religie. Mensen raken buiten zichzelf van opwinding tijdens bepaalde sportevenementen. `Ik spring haast uit mijn vel van opwinding!' In de prille fase van een nieuwe liefdesaffaire, of een nieuwe carrière, voelen we kracht in ons varen. We zien soms dat mensen, als hun leven aan een bepaalde belangrijke nieuwe fase begint, met hun benen op en neer wippen, nauwelijks stil kunnen zitten in hun stoel en over een onuitputtelijke energie lijken te beschikken. Schrijvers en kunstenaars voelen zich, als hun werk goed verloopt, als het ware passieve kanalen voor een soort geestelijke kracht. Het woord' inspiratie' betekende oorspronkelijk `vervuld van de heilige adem' en is ontleend aan hetzelfde grondwoord als `spirit'.

Het is opvallend dat in de genoemde voorbeelden iedereen, behalve de priester en de kunstenaar, door een soort opgezweepte emotie wordt gegrepen. De religieuze dweper die over de vloer heen en weer rolt, de toeschouwer bij een voetbalwedstrijd, allen delen het gevoel dat hun lichaam wordt overweldigd door een kracht die te groot is om te bevatten. Deze opwelling van energie is vaak allesbehalve plezierig en kan zelfs zeer pijnlijk zijn. Iemand die in een religieuze trance is geraakt, springt in de rondte en schreeuwt en krijst om zich maar van deze onverdraaglijke razernij te ontdoen.

De levenskracht die het universum vult, is niet zachtaardig en vriendelijk. Hij moet worden ontladen en afgeleid, omdat ons lichaam, ons zelf, hem niet kan bevatten of verwerken, maar slechts door kan geven. De kunstenaar wordt daarom niet door deze lichamelijke razernij getroffen, omdat hij deze kracht in een schilderij of iets dergelijks ontlaadt, net zoals de priester de kracht doorgeeft in het brood en de wijn.

We functioneren het beste als een energiekanaal, een stroomdraad. Tenzij we het pad van de Hogepriesteres volgen en ons uit de wereld terugtrekken, komen we in ons leven pas tot onze volste ontwikkeling wanneer we scheppend werk verrichten, als we iets doen. `Scheppend' wil niet alleen zeggen kunst, maar elke werkzaamheid die iets werkelijks van waarde buiten onszelf oplevert.

Veel mensen ervaren dit gevoel van kracht zo zelden, dat ze het vast zouden willen houden. Door niets te doen hopen ze hun magische momenten te bewaren. Maar we kunnen deze kracht in ons leven slechts instandhouden door ze voortdurend te ontladen. Door onze scheppende kracht te ontladen openen we onszelf voor nieuwe creatieve energie: als we deze stroom proberen te fixeren, blokkeren we de energiekanalen en wordt het gevoel van kracht, eigenlijk de ervaring van het leven zelf, steeds geringer. De voetbalsupporter en ook de bezeten kerkganger verliezen hun opwinding nadat het gebeuren dat er aanleiding toe gaf ten einde is. Maar de ambachtsman of de geleerde of leermeester - of wat dat betreft: de lezer van de tarot - ervaart door de jaren heen een toename in kracht, naarmate ze deze ontladen in de materiële werkelijkheid.

Bij beschouwing van de Magiër zullen zij die een leegte of een vlakheid in hun leven bespeuren, zich aangetrokken voelen door de naar de hemel opgeheven staf. Maar de echte magie ligt besloten in de vinger die naar de aarde wijst. Zijn vermogen om te scheppen geeft hem zijn naam. De wijze waarop hij is afgebeeld, is niet alleen geïnspireerd op de goochelaar, maar ook op de archetypische held, die in onze cultuur wordt gerepresenteerd door Prometheus, die het hemelvuur van de goden stal ten behoeve van de zwakke en koude mensheid.

In het Westen kijken we vaak heel negatief aan tegen magiërs. Ze leren geheime technieken of sluiten een verbond met Satan teneinde persoonlijke macht te verwerven. Dit nogal decadente beeld is gedeeltelijk te wijten aan de magiërs zelf. Denk in dat verband aan praktijken als het maken van tovermiddelen om verborgen schatten te vinden en dergelijke, maar ook aan de kerk die de magiërs die direct met de geest in verbinding staan, in plaats van via een officiële priester, als concurrenten beschouwt. (De tarot en alle andere occulte wetenschappen zijn in zeker opzicht revolutionair van karakter, omdat ze uitgaan van de gedachte dat de mens direct, in dit leven, door eigen inspanningen verlost kan worden.)

Een andere opvatting van de Magiër komt naar voren in het beeld van de sjamaan of medicijnman, bijvoorbeeld in de eskimocultuur. Omdat hier geen hiërarchische kerk is ontstaan die hen kon uitbannen (`Gij zult geen heksen (sjamanen) dulden', verklaarde Jahweh, wiens eerste gebod met één klap alle concurrentie uit de weg ruimde), zijn ze niet van de gemeenschap geïsoleerd. Ze verrichten hun diensten als genezers, leermeesters en raadslieden van de ziel na het sterven. Net als de magiërs bestuderen en beoefenen de sjamanen ingewikkelde technieken. Hun magisch vocabulaire is vaak veel uitgebreider dan dat van het gewone volk. Deze training is echter niet bedoeld om de geest te gebruiken voor egotistische doeleinden. De sjamaan probeert zich zo in te stellen, dat hij als een kanaal voor de goddelijke geest kan fungeren zonder er zelf door overweldigd te worden, en dat op een dusdanige manier, dat het het grootste rendement voor de gemeenschap oplevert. Hij kent de enorme kracht die in hem vaart als hij in extase geraakt, en hij wil er zeker van zijn dat deze zich niet tegen hem keert en hem vernietigt en nutteloos maakt voor zijn gemeenschap.

Net zoals de Magiër heeft de sjamaan zijn wil dusdanig ontwikkeld, dat hij het vuur dat hem doordringt kan beheersen en er richting aan geven. Tegelijkertijd blijft hij openstaan en kan zijn ego laten oplossen, wanneer de alles overweldigende kracht van de geest zich in hem manifesteert. Het is in zekere zin veelzeggend voor onze cultuur dat onze magiërs in magische cirkels staan om de demonen op afstand te houden.

We kunnen deze sjamanistische instelling toepassen op het gebruik van de tarot. We bestuderen de kaarten en leren de symbolische taal en speciale formules, zodat we de gevoelens die ze in ons opwekken richting kunnen geven. Maar we mogen niet vergeten dat de ware magie in de beelden zelf besloten zit en niet in de verklaringen.

De voorspellende betekenis van de Magiër is een functie van beide handen, de hand die ontvangt en de hand die richting geeft. De kaart betekent ten eerste dat zich in ons leven een besef van macht ontwikkelt, een soort geestdrift of opwinding die zich van ons meester maakt. Ook kan er, afhankelijk van de positie en onze reactie daarop, de betekenis aan worden toegekend dat de macht van iemand anders ons beïnvloedt. Net als in het geval van de Dwaas verwijst de kaart naar beginperioden, maar in dit geval hebben we met de eerste werkelijke stappen te maken. Het kan de inspiratie voor een of ander nieuw project of nieuwe levensfase inhouden, of het gevoel van opwinding dat ons tijdens de zware inspanningen om ons doel te bereiken op de been houdt. Voor veel mensen kan de Magiër gaan fungeren als een sterk persoonlijk symbool voor de creativiteit gedurende hun gehele leven.

Ten tweede staat de Magiër voor wilskracht, de wil die zich bundelt en op een bepaald doel of project richt. Dit zorgt voor een reusachtige kracht, omdat al onze energie in een bepaalde richting wordt gekanaliseerd. Personen die in hun leven altijd alles bereiken wat ze maar willen, zijn vaak mensen die weten wat ze willen en in staat zijn hun energie richting te geven. De Magiër leert ons dat zowel wilskracht als succes voortvloeit uit het bewustzijn van de kracht, die voor iedereen beschikbaar is. De meeste mensen handelen zelden; ze doen de meeste dingen uit reactie en vallen van de ene ervaring in de andere. Handelen houdt in dat we door middel van een wilsproces onze kracht richten op datgene wat we als doel voor ons zien.

De omgekeerde Magiër geeft aan dat de energiestroom op een of andere manier geblokkeerd of onderbroken is. Dit kan een zwakte, een gebrek aan wil of een zeker gevoel van doelloosheid inhouden, dat elk streven op dood spoor zet. De kracht is er, maar we kunnen er niet over beschikken. De omgekeerde kaart kan betrekking hebben op het gevoel van lusteloosheid dat buien van neerslachtigheid karakteriseert.

De omgekeerde kaart kan verder aangeven dat kracht wordt misbruikt, dat iemand de kracht van zijn sterke karakter aanwendt om een destructieve invloed op anderen uit te oefenen. Het meest directe voorbeeld hiervan is natuurlijk de geestelijk-psychische agressie van de `zwarte magie’.

Tot slot duidt de omgekeerde Magiër ook op mentale onrust, hallucinaties en angst, vooral de angst om krankzinnig te worden. Dit probleem treedt op als de energie of het geestelijke vuur wordt opgewekt in iemand die niet weet hoe hij het op een uiterlijke werkelijkheid kan richten. Als we de bliksem niet ontladen in de aarde, zou hij in het lichaam gevangen kunnen blijven en benauwdheid of hallucinaties teweeg kunnen brengen. Ieder die wel eens een moment van complete paniek heeft gekend, weet dat intense geestelijke benauwdheid een erg lichamelijke ervaring is, een gevoel alsof we de controle over ons lichaam volledig hebben verloren, alsof er een onbedwingbaar vuur in ons woedt. Het woord `paniek' betekent `bezeten door de god Pan'; Pan symboliseert magische krachten.

Laten we nog eens bij de bliksemafleider stilstaan. Hij trekt niet alleen de bliksem aan, maar leidt deze ook af in de aarde. Zonder deze verbinding met de aarde zou de bliksem het huis in brand zetten. Veel schrijvers hebben een verband aangebracht tussen sjamanisme en wat in het Westen `schizofrenie' wordt genoemd. Sjamanen worden niet zozeer gekozen als wel `gevonden'. Een jongeling krijgt visioenen, vreselijke hallucinaties. In onze cultuur weten we niet wat we met dergelijke ervaringen aanmoeten, behalve dan te proberen ze met pillen of door uiterste zelfcontrole te onderdrukken. In andere culturen echter worden dergelijke mensen begeleid en geoefend. Dat wil niet zeggen dat krankzinnigheid in archaïsche culturen niet bestaat of als zodanig wordt erkend. De training is er eerder op gericht krankzinnigheid te voorkomen door deze ervaringen op de juiste wijze te begeleiden. Door hun studie onder een ervaren sjamaan en dankzij bepaalde lichamelijke technieken, zoals onder andere vasten, leren de ingewijden hoe ze deze visionaire ervaringen kunnen begrijpen, structureren en uiteindelijk in dienst van de gemeenschap stellen. We leren ervan dat we de omgekeerde Magiër niet moeten uitbannen of onder toezicht stellen, integendeel. In plaats daarvan moeten we de juiste manier vinden om zijn omgekeerde toestand te harmoniseren en daardoor in zijn rechtopstaande kracht te transformeren.