Rider Waite Tarot

II - THE HIGH PRIESTESS

Bill Butler heeft in zijn boek The Definitive Tarot commentaar geleverd op de historisch-legendarische bronnen van dit vrouwelijke archetype. De hele Middeleeuwen door deed het verhaal de ronde dat er ooit een vrouwelijke paus was gekozen. Jarenlang als man vermomd, klom deze zogenaamde `paus Johanna' op tot de hoogste positie in de kerkhiërarchie, waarna ze stierf toen ze gedurende een Paasviering van een kind beviel.

Paus Johanna was zeer waarschijnlijk een legende; de vrouwelijke Visconti-paus was daarentegen echt. Op het einde van de dertiende eeuw geloofde een Italiaanse groep, de Guglielmieten genaamd, dat haar stichter Guglielma van Bohemie, die in 1281 was gestorven, in 1300 weer zou verrijzen en dat er een nieuw tijdperk zou aanbreken, waarin vrouwen de functie van paus zouden bekleden. Vooruitlopend op deze periode kozen ze een vrouw, Manfreda Visconti, tot eerste vrouwelijke paus. De kerk maakte snel en resoluut een einde aan deze ketterij door zuster Manfreda in 1300, het jaar waarin de nieuwe periode zou beginnen, op de brandstapel te zetten. Zo'n honderd jaar later gaf dezelfde familie Visconti opdracht om de eerste serie tarotkaarten zoals wij die kennen te vervaardigen. Tussen deze nog ongenummerde en ongetitelde kaarten kwam de afbeelding van een vrouw voor, die in latere spellen `de Vrouwelijke Paus' werd genoemd.

Deze naam bleef gehandhaafd tot de achttiende eeuw, toen Court de Gebelin, die van mening was dat de tarot uit de Isis-cultuur van het oude Egypte stamde, de naam in Hogepriesteres veranderde. Tegenwoordig komen beide namen voor (plus nog die van `Gesluierde Isis'). De versie van Waite, in het bijzonder de kroon die de drie schijngestalten van de maan weergeeft, is direct geïnspireerd op de symbolische kledij van de priesteressen van Isis.

De legende van paus Johanna en Manfreda Visconti zijn niet alleen maar historische curiositeiten. Ze illustreren een belangrijke sociale ontwikkeling in de Middeleeuwen, namelijk de herinvoering van het vrouwelijke principe in godsdienst en kosmologie. De afbeeldingen en ideeën rond het mannelijke principe hadden eeuwenlang zowel de christelijke als de joodse godsdienst overheerst. Dit had tot gevolg dat er vanwege de nadruk die op zonde, oordeel en straf werd gelegd, een kloof was ontstaan tussen de religie van het gewone volk en dat van de priesters en rabbijnen. Liever zag men de kerk gekarakteriseerd door genade en liefde. En deze begrippen werden geïdentificeerd met vrouwen. Zoals een moeder haar kind tegen de afstandelijke gestrengheid van de vader beschermt, zo zou een vrouwelijke godheid, dacht men, voor de arme zondaren opkomen als de Vader zijn harde oordeel uitsprak. Interessant genoeg vertegenwoordigde Christus, als de Zoon, voor de kerk in vele opzichten juist dit erbarmen en deze liefde... maar de gelovigen wilden de verpersoonlijking daarvan in een vrouw zien. Zelfs het begrip `Moederkerk' ging hen niet ver genoeg. Ten slotte ging de kerk door de knieën door de Maagd Maria bijna op één hoogte met Christus zelf te plaatsen.

Veel schrijvers en geleerden geloven dat de aanbidding van Maria en bijvoorbeeld ook het `rokkostuum' van de priesters voortkwamen uit de wens van de kerk om een pre-christelijk heidens geloof aan een moedergodin de grond voor de voeten weg te maaien. Als dat inderdaad het geval was, duidt het niet zozeer op een cultureel conservatisme als wel op de kracht van het vrouwelijke archetype, dat er blijk van heeft gegeven tegen langdurige onderdrukking bestand te zijn.

In het jodendom slaagde de officiële rabbinale godsdienst erin deze `feministische' tendens de baas te blijven. Elders kwam het verlangen van het gewone volk echter wel tot ontwikkeling, namelijk in de lange traditie van de kabbala. De kabbalisten herzagen de inhoud van een term uit de Talmoed, `Sjechina; dat Gods manifeste glorie in de stoffelijke wereld betekent, en gaven er de betekenis aan van `Gods anima; zijn vrouwelijke kant. De kabbalisten brachten verder een verandering aan in het begrip `Adam' door de stelling te poneren dat deze oorspronkelijk tweeslachtig was. Adams scheiding van Eva, en zelfs Gods scheiding van de Sjechina werden beschouwd als zinnebeelden van isolatie en verbanning, soms herleid tot Adam en de zonde van opstandigheid. De afwezigheid van het vrouwelijke element in de officiële godsdienst berustte eerder op zonde dan op zuiverheid.

Tot dusver hebben we de zachtaardige moederlijke kwaliteiten van vrouwelijke mythologische figuren bekeken. Historisch gezien vertonen godinnen ook altijd een donkere, verborgen kant. De tarot verdeelt het vrouwelijke archetype in twee aparte kaarten en kent de zachtaardige kwaliteiten toe aan de tweede (troef 3), de Keizerin. De Hogepriesteres zelf vertegenwoordigt een dieper, subtieler aspect van het vrouwelijke element, namelijk dat van het donkere, het mysterieuze en het verborgene. Als zodanig kan ze in verband worden gebracht met het maagdelijke aspect van de Maagd Maria, het zuivere dochteraspect van de Sjechina (die tegelijkertijd als moeder, gade en dochter wordt afgebeeld).

We dienen ons te realiseren dat het toekennen van eigenschappen aan vrouwen voornamelijk door mannen gebeurde en op mannelijke ideeën berustte. De kabbalisten, occultisten en ontwerpers van de tarot betreurden allen evenzeer de scheiding van man en vrouw in aparte categorieën en zagen het opheffen hiervan als hun belangrijkste doel. Dit wordt duidelijk geïllustreerd door de tarotkaart van de Wereld: Hierin gingen ze verder dan de officiële godsdienst, die slechts het mannelijke element erkende en het zelfs betwijfelde of de vrouw eigenlijk wel een ziel had. Niettemin waren het mannen die de categorieën opstelden. En mannen hebben vrouwen altijd gezien als mysterieus en tegelijkertijd (wanneer ze veilig en wel een moederrol hebben aangenomen) als liefdevol en vergevend. In de ogen van mannen hebben vrouwen iets vreemds; hun denken is subtieler en irrationeel. In onze tijd schetsen tal van romans en films nog steeds een beeld van naïeve mannen die door sluwe vrouwen worden gemanipuleerd.

Het feit dat de menstruatiecyclus ongeveer even lang duurt als de maancyclus, geeft een verband tussen vrouwen en dat verre zilverachtige hemellichaam aan. De menstruatie zelf, een hevige bloeding uit de vagina, zonder dat dit het leven in gevaar brengt, heeft mannen door de eeuwen heen altijd schrik aangejaagd. Zelfs nog heden ten dage zijn er bijgelovige joden en andere mensen die geloven dat een druppel menstruatiebloed genoeg is om een plant te doden. Verder verbond het beangstigende mysterie van de geboorte de vrouw met het idee van duisternis. In de warme vochtige duisternis van de baarmoeder groeit de foetus en legt de ziel er beslag over. Het moederschap verbindt de vrouwen met de aarde en ook hier overheerst de duisternis. Zaden zitten onder de grond gedurende de donkere dode winter en verschijnen als voedsel onder de warme geruststellende stralen van de zon, die in vele culturen als mannelijk wordt beschouwd.

Net zoals de zonnestralen de aarde doordringen, dringt het mannelijke geslachtsorgaan de vrouw binnen om het zaad in haar geheimzinnige baarmoeder achter te laten. Het is niet moeilijk in te zien hoe de man zichzelf begon te beschouwen als actief en de vrouw als zowel passief als mysterieus. Men associeert passief vaak met 'negatief', dat wil zeggen minderwaardig of zwak. Maar passiviteit is een kracht in zichzelf. Ze geeft de geest een kans om werkzaam te worden. Mensen die alleen maar actief zijn, krijgen nooit een kans om zich te bezinnen op wat deze activiteit hun heeft geleerd. Op een dieper niveau laat passiviteit het onbewuste naar boven komen. Slechts door ons terug te trekken uit de actieve rol kunnen we de innerlijke stem van intuïtie en geestelijke kracht tot ons laten spreken. Juist om deze innerlijke stem tot zwijgen te brengen, zijn er zoveel mensen die nooit rusten van hun jachten en jagen. Onze maatschappij, die volledig op uiterlijk succes is gebaseerd, koestert een diepe vrees voor het onbewuste; toch kunnen we zonder de wijsheid die er uit opwelt nooit volledig onszelf of de wereld leren kennen.

De Hogepriesteres representeert al deze kwaliteiten: duisternis, mysterie, geestelijke krachten, de kracht van de Maan om het onbewuste in beroering te brengen, passiviteit en de wijsheid die hier uit voortspruit. Deze wijsheid kan niet in verstandelijke termen worden uitgedrukt; een poging in deze richting zou onmiddellijk een beperking, vernauwing en vervalsing betekenen. De meeste mensen hebben wel eens het gevoel gehad dat ze iets zo diep begrepen dat ze het niet in woorden konden verklaren. Mythen dienen als metaforen voor diepe gevoelens van de ziel; toch zijn de mythen zelf, net als theologische en antropologische verklaringen, slechts symbolen. De Hogepriesteres duidt de hoogste innerlijke wijsheid aan.

Ze zit voor twee zuilen, die zowel de Isistempel als de oude Hebreeuwse tempel in Jeruzalem, de verblijfplaats van God op aarde, vertegenwoordigen, met andere woorden, het huis van de Sjechina. Een voorhang (sluier) hangt tussen de twee zuilen als aanduiding dat we deze plaats van wijsheid niet mogen betreden. Het beeld van een tempel met gesloten voorhang komt in veel religies voor. De Sjechina zou, zo geloofde men, achter de gesloten voorhang in de ark van de tempel verblijven.

Nu nemen de meeste mensen aan dat het ons op een of andere manier verboden is de zuilen van de Hogepriesteres te passeren. In feite is het echter zo dat we gewoonweg niet weten hoe we dit zouden kunnen doen. Om achter de voorhang te komen zouden we ons bewust moeten zijn van de irrationele wijsheid van het onbewuste. Dat is het doel van de Grote Arcana. Bekijk bijvoorbeeld eens zorgvuldig de afbeelding die Pamela Smith heeft ontworpen. Door tussen de voorhang en de zuilen door te kijken kan men zien wat er achter de voorhang verborgen ligt. Water! Geen grootse tempel, geen ingewikkelde symbolen, maar een poel water, het silhouet van een rij heuvels en de lucht. De poel symboliseert het onbewuste en de waarheid die hierin ligt verborgen. Het water is zo glad als een spiegel en verbergt zijn geheimen in de diepte. Voor de meesten van ons blijft het onstuimige onbewuste verborgen onder de kalme schijn van het bewuste. We kunnen de tempel niet binnengaan, omdat we niet weten hoe we tot onszelf kunnen doordringen. Daarom moeten we onze weg door de kaarten banen tot we de Ster en de Maan bereiken, waar we eindelijk de wateren in beroering kunnen brengen. Daarna kunnen we met de verworven wijsheid terugkeren naar het bewuste licht van de Zon.

De tempel introduceert het beeld van de twee zuilen en daarmee het thema van dualisme, van tegenstellingen. Dit beeld keert herhaaldelijk in de kaarten terug, heel opvallend bijvoorbeeld als de zuilen van de kerk bij de Hiërofant en de twee torens van de Maan (de zuilen van de Hogepriesteres, gezien van de andere kant), of heel subtiel zoals de twee sfinxen van de Wagen of de man en de vrouw van de Geliefden. Uiteindelijk wordt in het Oordeel door de vereniging van de innerlijke mysteriën met het uiterlijke bewustzijn dit dualisme opgeheven, hetgeen wordt gesymboliseerd door het kind dat tussen de man en de vrouw opstaat.

Met de letters `B' en `J ` worden Boaz en Jakin aangeduid, de namen die aan de twee hoofdzuilen van de tempel in Jeruzalem zijn gegeven. Het is duidelijk dat de duistere Boaz passiviteit en mysterie aanduidt, terwijl Jakin activiteit en bewustzijn symboliseert. We dienen echter op te merken dat dit bij de letters net andersom is, een witte B en een zwarte J. Net als de stippen in het tao-symbool geven de letters aan dat dualisme een illusie is en dat elk uiterste het tegenovergestelde insluit.

Op haar schoot houdt de priesteres een perkamentrol vast waarop het woord `TORA' staat geschreven. Deze naam heeft betrekking op de joodse wet, de Vijf Boeken van Mozes. De normale schrijfwijze in het Nederlands is thora, maar zonder de `h' is het woord een anagram voor taro. Als onderwerp bij uitstek van alle kabbalistische meditatie heeft de Thora (net als de kruisiging van Christus voor christelijke mystici) een heel diepe esoterische betekenis. De kabbalisten geloofden dat de Thora die op de ochtend van de sabbat in de synagoge werd voorgelezen, slechts een afspiegeling, een soort schaduw van de echte Thora was, het levende woord van God, dat al bestond voor het universum was geschapen en dat in zich de oerschepping bevat. De Thora op de schoot van de Hogepriesteres, opgerold en gedeeltelijk verborgen in haar gewaad, duidt daarom een hogere kennis aan, die voor ons met ons beperkte bewustzijn niet toegankelijk is. We kunnen deze kennis omschrijven als geestelijke waarheden die slechts onvolledig en verdraaid in de vorm van mythen en dromen tot ons komen.

Eerder hebben we van de Dwaas gezegd dat hij ons vooruit helpt wanneer er grote veranderingen in ons leven plaatsvinden. De ruimte tussen de Hogepriesteres en de Keizerin geeft zo'n periode aan. Al te gemakkelijk laten we ons wellicht verleiden door de donkere koelte van de tweede kaart, zelfs als we nooit echt de geheimen ervan doorgronden. In plaats van het harde werk te verrichten dat nodig is om verder te komen, blijft iemand die zich nog maar pas op het spirituele pad heeft begeven vaak liever op het visionaire niveau. Talloze mensen in meer alledaagse levensomstandigheden vinden het leven te overweldigend, te groot en veeleisend om er actief aan deel te nemen. We kunnen de passiviteit van de Hogepriesteres het beste gebruiken ter compensatie voor de naar buiten gerichte houding van de Magiër, maar veel mensen vinden de passieve kant bijzonder aantrekkelijk. Deze biedt een antwoord op de strijd, een rustige schuilplaats, weg van het schelle licht van intermenselijke relaties.

Maar in de werkelijkheid gaat dit niet op. De menselijke geest kan niet zonder passie en moet zich met de wereld verbinden. Als we de voorhang niet kunnen oplichten, blijft de tempel een loze ruimte, gespeend van elke betekenis en zin. Iemand die een volkomen passief leven leidt, wordt al gauw zwaarmoedig en raakt gaandeweg verstrikt in een kringloop van lusteloosheid en angst.

Vrijwel alle op de maangodin geïnspireerde religies bevatten mythen die haar wrede kant illustreren. Ovidius vertelt het verhaal van Actaeon, een jager en dus iemand die zeker tot de wereld der handelingen behoorde. Op zekere dag zag hij een beek en besloot deze tot aan de bron te volgen. Zo raakte hij gescheiden van zijn honden en de andere jagers. Toen hij de bron bereikte, dus de actieve wereld had verlaten, zag hij een groep maagden. Temidden hiervan stond de maagdgodin Diana, naakt. Als Actaeon nu onmiddellijk naar de uiterlijke wereld was teruggekeerd, zou hij een verrijkt leven hebben kunnen leiden. Maar hij kon zich niet losmaken van de schoonheid van Diana; hij bleef te lang kijken en toen de godin ontdekte dat een man haar naaktheid had gezien (vergelijk het gekleed zijn van de Hogepriesteres met de naaktheid van de Danseres en de Sterrenmaagd), veranderde ze Actaeon in een hert. Daarop rende hij in paniek weg en werd door zijn eigen honden verscheurd.

Daarom is het de taak van de Dwaas (denk aan het opspringende hondje) om ons eraan te herinneren deze twee archetypen, de Magiër en de Hogepriesteres, te omzeilen totdat we zover zijn gevorderd, dat we ze in ons op kunnen nemen.

De voorspellende betekenis van de Hogepriesteres betreft allereerst een gevoel van mysterie in het leven, zowel wat dingen die we niet weten betreft als dingen die we niet kunnen weten. Ze symboliseert een gevoel van duisternis, soms in de zin van een soort angst die we in ons leven voelen, maar ook een gevoel van schoonheid. Een periode van retraite kan ons leven verrijken, doordat datgene wat in ons sluimert een kans krijgt om te ontwaken.

Als symbool van geheime kennis staat de Hogepriesteres voor het gevoel dat we het antwoord op een diepzinnig probleem weliswaar niet bewust, maar wel intuïtief weten. Meer specifiek kan de kaart betrekking hebben op visioenen en occulte en geestelijke krachten, bijvoorbeeld helderziendheid.

In haar meest positieve aspect geeft de Hogepriesteres aan welke tot dusver nog ongerealiseerde mogelijkheden we in ons leven hebben. We moeten handelen, anders zal ons potentieel nooit worden gerealiseerd.

Ondanks haar diepe wijsheid heeft de kaart soms een negatieve betekenis. Zoals bij de meeste kaarten is de waarde van de Hogepriesteres relatief onafhankelijk van de context, in dit geval dus de andere kaarten. In negatieve zin wijst de kaart op passiviteit op het verkeerde moment, of gedurende een te lange periode, hetgeen tot zwakheid, levensangst of contactvrees kan leiden. Dan zien we bijvoorbeeld iemand die een heel sterke intuïtie heeft, maar zijn gevoelens niet in daden kan omzetten, of iemand die zich niet durft bloot te geven tegenover andere mensen. Of het goede of slechte aspect van de kaart in een bepaald geval naar voren komt, hangt af van de kaarten eromheen en natuurlijk de intuïtie van de waarzegger (we vervullen overigens de functie van Hogepriesteres als we de kaarten lezen!). Dikwijls gelden beide betekenissen. De mens heeft nu eenmaal meer dan één kant.

De Hogepriesteres is een archetype, een enkelvoudig beeld van een aspect van het bestaan. Als we het omdraaien, vinden we de ontbrekende eigenschappen. Wanneer de kaart verkeerd om ligt, geeft ze, op allerlei manieren, een tendens aan in de richting van hartstocht, een sterk contact met het leven en andere mensen, emotioneel, seksueel, agressief. Maar de balans kan tevens naar de andere kant doorslaan en dan kan de omgedraaide kaart het verlies van onze kostbaarste kennis symboliseren, namelijk de kennis van ons innerlijke zelf.

Legging Het Geheim van de Hogepriesteres